Poker termen

Hieronder een overzicht (alfabetisch) van de vel gebruikte pokertermen. De namen van de pokerhanden / pokercombinaties zijn buiten dit poker woordenboek gelaten, omdat deze nader zijn uitgelegd op onze pagina over pokerhanden.

A

  • Ante – Inzet voor het delen door alle spelers
  • All-in – inzet van alle chips

B

  • Bad beat – het verliezen vanuit een (veel) betere situatie dan je tegenstander.
  • Bet – Inzetten (de eerste inzet heet een bet)
  • Bet the pot – inzetten ter hoogte van het aantal chips in de pot.
  • Big Blind (BB) – de inzet vooraf door de 2e speler na de dealer. (1e speler na de dealer is de Small Blind)
  • Big Slick – ander naam voor de pocket hand KK.
  • Bluffen – inzetten terwijl je andere kaarten hebt dan je inzet voordoet.
  • Board – dit zijn de gemeenschappelijke kaarten op de pokertafel.
  • Bubbel – de plek in een toernooi waarin je net buiten de prijzen valt.
  • Burncard – de bovenste kaart van het dicht deck die blind weggelegd wordt voor het delen. (dit voorkomt dat er gemerkte kaarten kunnen worden gezien voor het delen)
  • Button of dealerbutton – geeft aan wie er deler is in de hand. De button verplaatst na elke gespeelde hand.
  • Buttom pair – het laagste paar.

C

  • Call – mee gaan met een inzet.
  • Calling station – iemand veel of alles callt.
  • Card protector – een kleine mascotte of chip(s) om op de(op zijn kop liggende) pocketkaarten te leggen, om te voorkomen dat de dealer per ongeluk je kaarten wegneemt terwijl je nog wel meespeelt.
  • Chips – fiches waarmee gepeeld wordt in poker.
  • Check – wafwachten en niet inzetten of folden. Kan niet als er een inzet is gedaan of er een inzet ligt in de vorm van blinds.
  • Checkraise – eerst checken en daarna eventuele inzetten (bet) van anderen verhogen.
  • Chipleader – degene met de meeste chips aan tafel of in een toernooi.
  • Coinflip – een situatie waarin 2 spelers all-in gaan en er een kans is van ongeveer 50% op winst voor beide spelers.
  • Cowboys – andere naam voor KK.
  • Cut card – Ondoorzichtige kaart onder het kaartdeck bij het delen.
  • Cut-off seat – de positie voor de deler, (cut off seat, dealer, SB, BB)

D

  • Deck – een kaartspel van 52 kaarten.
  • Dominated – een hand die veel minder kans heeft vanwege een zelfde hand met een betere kicker.
  • Draw of Drawing hand – een kaart of meerdere kaarten nodig hebben om te verbeteren.
  • Drawing dead – Niet meer kunnen winnen, ook al verbeter je je hand.
  • Ducks – andere naam voor 22 als pocketkaarten (eendjes)

F

  • Family pot – als alle spelers callen en meedoen met de hand.
  • Flat call – een bet en één of meer verhogingen’ in één keer callen.
  • Flushdraw – een draw waarbij je een flush kan maken.
  • Fold of folden – passen en je hand wegdoen. Je bent nu uit de pokerhand en kan deze pot niet meer winnen.
  • Fish – een slechte speler die vooral verliest (opgegeten door ‘sharks’).
  • Fishhooks – Een paar boeren (JJ) worden vishaken genoemd.
  • Flop – de eerste 3 gemeenschappelijke kaarten op tafel bij texas hold’em.

G

  • GFY – afkorting die wordt gebruikt om online het ongenoegen te uitten over een hand die iemand met geluk wint. De afkorting doet zich anders voor dan het lijkt, het staat voor ‘Good For You’. (met enige sarcasme)

H

  • Heads-up – als je 1 tegen 1 komt te zitten.
  • Hit – als een goede kaart krijgt waarmee je hand verbetert.

I

  • In the money – als je in de prijsstructuur bent gekomen in een pokertoernooi.
  • Inside straight draw – een draw waarbij je een straat kan maken door precies de kaart nodig te hebben die ertussen past. (je hebt bijvoorbeeld al de combinatie 3,4,6,7, gemaakt)

K

  • Kicker – is de bijkaart naast een gemaakte combinatie.

L

  • Limpen – is callen zonder te betten, in de hoop de flop goedkoop te kunnen zien.

M

  • Main pot – de hoofdpot Middel pair – het middelste paar.
  • Monster – een bijna onverslaanbare hand.
  • Muck – de stapel weggegooide kaarten (ook gebruikt als term om je kaarten niet te laten zien maar te mucken).

N

  • Near nuts – is een combinaite die bijna net zo goed is als de nuts (maar net niet de nuts is).
  • Nuts of ‘the nuts’ – is de beste combinatie die te maken is met de gemeenschappelijke kaarten in de betreffende hand.

O

  • Off-suit – kaarten van verschillende symbolen (kleuren).
  • Open ended straigt draw – een draw waarbij je aan straat kan maken aan twee kanten (je hebt bijvoorbeeld al een combinatie van 6,7,8,9).
  • Outs – Kaarten die de hand van de speler verbeteren, meestal tot een winnende hand.
  • Overcard – als je een kaart in de hand hebt die hoger is dan de hoogste kaar top tafel.

P

  • Pocket kaarten – de kaarten die alleen de speler krijgt, kan zien en kan gebruiken.
  • Pocket Rockets – andere naam voor AA in je hand.
  • Pokerface – een gezichtsuitdrukking dien niets verraad over je kaarten of de situatie.
  • Pot committed – als je resterende chips in relatie tot de totale pot zo klein is geworden dat folden geen reëele optie meer is.

R

  • Rabbit hunter – als iemand kaarten van het deck omdraait om te kijken wat er gevallen zou zijn, nadat de hand is gespeeld. Hoort niet thuis in (professioneel) poker.
  • Rainbow flop – als de eerste 3 kaarten van verschillende kleuren (symbolen) zijn.
  • Raise – een vorm van inzet als verhoging. (na een bet van iemand anders).
  • Re-raise – een raise verhogen met een raise.
  • River – de 5e (en laatste) kaart op tafel in texas hold’em (na de turn).
  • Runner – is een perfecte kaart die nodig is.

S

  • Scare card – een kaart die speler(s) niet wil zien vallen omdat deze een groter gevaar geeft om de hand te verliezen of al verloren te hebben.
  • Semi-bluff – Een bluf of raise vooruitlopend op een mogelijke verbetering van je hand (bijvoorbeeld bij een draw).
  • Small Blind (SB) – de inzet vooraf door de 1e speler na de dealer wordt gedaan (2e en laatste blind is de small blind).
  • Shark – benaming voor een hele goede speler of professionele speler. (eet ‘vissen’ / fishes).
  • Set – is hetzelfde als trips of een three of a kind (drie dezelfde dus).
  • Short stacked – als je nog maar heel weining chips over hebt (in vergelijking met het gemiddelde).
  • Showdown – als de kaarten op tafel mogen na de laatste ronde.
  • Side-pot – een tweede pot die gemaakt, naast de Main pot, waarmee de pot gesplitst wordt in geval dat niet alle spelers genoeg chips hebben om alle inzetten mee te blijven doen.
  • Slow play – als een sterke hand rustig wordt gespeeld om andere te laten inzetten.
  • Split pot – als de pot wordt gedeeld in verband met een gelijke uitslag.
  • Splashing the pot – als iemand chips relatief hard en/of ongecontroleerd inzet.
  • Stack – al je chips, waarmee je nog in het spel zit.
  • Stealing – stelen van de pot door in te zetten ondanks een zwakkere hand.
  • Straight draw – een hand waarbij je kans hebt een straat te maken.
  • Suck-out – als je met (veel) geluk alsnog de hand weet te winnen.
  • Suited connectors – een pokerhand waarbij je 2 kaarten van dezelfde kleur in handen hebt die ook opvolgend zijn van elkaar. (bijvoorbeeld JQ van ruiten).
  • Suited kaarten – kaarten van dezelfde kleur (kleur is harten, klaver, schoppen, ruiten)

T

  • Tell (of een Read) – een uitdrukking of handeling die verraad in welek situatie of emotionele toestand je verkeerd in een pokerhand.
  • Tilt – op tilt gaan is een status waarin je raakt als je geïrriteerd of gefrustreerd begint te raken en minder gedisciplineerd tot ronduit roekeloos gaat spelen.
  • Top kicker – de beste kicker (bijkaart) hebben.
  • Top pair – het beste paar hebben.
  • Turn – de 4e kaart op tafel in texas hold’em. (na de flop).

U

  • Under the gun – de speler als eerste na de blinds. (die als eerste moet handelen)

Poker woordenboek

Het poker ‘woordenboek’ is met name in het engels, vanwege de oorsprong en populairiteit van het spel. De pokertermen die hierboven zijn weergegeven zijn welicht niet helemaal compleet, maar geven wel de meest gebruikte termen en veel gebruikte uitdrukking in poker.